Relatieve uitzonderingsgronden

1. Internationale betrekkingen

De gevraagde informatie moet worden verstrekt, indien het belang van openbaarheid zwaarder weegt dan het belang van de betrekkingen van Nederland met andere staten en internationale organisaties (Art. 10 tweede lid onder a Wob). Doel van deze uitzondering is te voorkomen dat de Nederlandse internationale betrekkingen schade zouden lijden als gevolg van die informatieverstrekking onder de Wob. 

2. Economische of financiële belangen

Informatieverstrekking blijft achterwege voor zover het belang daarvan niet opweegt tegen de economische of financiële belangen van de Staat, de andere publiekrechtelijke lichamen of de bestuursorganen genoemd in Art. 1a van de Wob (Art. 10 tweede lid onder b Wob). Deze uitzonderingsgrond beoogt te voorkomen dat het verstrekken van de gevraagde informatie leidt tot financieel of economisch nadeel voor de overheid. Deze bepaling is vooral van belang bij openbare aanbestedingsprocedures. Zolang deze onderhandelingen nog niet hebben plaatsgevonden dan wel nog gaande zijn, hoeft de overheid daarover geen informatie te verstrekken. Zodra de onderhandelingen zijn afgerond of de opdracht is gerealiseerd, geldt deze uitzonderingsgrond niet meer. Naast aanbestedingen bestaat er ook veel jurisprudentie over de richtlijnen die de belastingdienst hanteert inzake de wijze en het tijdstip van de invordering van belastingschulden en de kwijtschelding daarvan.

3. Opsporing en vervolging van strafbare feiten

Openbaarmaking blijft achterwege indien het belang van openbaarheid niet opweegt tegen het belang dat gemoeid is met de opsporing en vervolging van strafbare feiten (Art. 10 tweede lid onder c Wob). Deze uitzonderingsgrond beoogt te voorkomen dat de opsporing en vervolging van strafbare feiten zou kunnen worden gefrustreerd door openbaarmaking van gegevens die opsporingsambtenaren of het Openbaar Ministerie hebben vergaard. Het ziet dus niet op gegevens verzameld in het kader van de handhaving van de openbare orde. Ook gegevens die de opsporing en vervolging in andere zaken, of zelfs in het algemeen, zouden kunnen frustreren, mogen geheim gehouden worden. 

4. Inspectie, controle en toezicht door of vanwege bestuursorganen

Openbaarmaking vindt niet plaats indien het belang van openbaarheid niet opweegt tegen het belang van inspectie, controle en toezicht door of vanwege bestuursorganen (Art. 10 tweede lid onder d Wob). Het gaat het hier om het belang bij een doeltreffende inspectie, controle en toezicht, gericht op het vaststellen van niet-strafbare feiten. Veel jurisprudentie rond deze weigeringsgrond betreft zaken in de fiscale sfeer. 

5. Eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer

Vanwege het grote belang van deze uitzonderingsgrond bij het doen aan Open Data, wordt deze apart behandeld onder aanwezigheid van persoonsgegevens.

6. Belang eerste kennisname geadresseerde

Het verstrekken van informatie blijft eveneens achterwege voor zover het belang daarvan niet opweegt tegen het belang dat de geadresseerde erbij heeft als eerste kennis te kunnen nemen van de informatie (Art. 10 tweede lid onder f Wob). Ofschoon de geadresseerde geen absoluut recht heeft op eerste kennisname, moet onder omstandigheden echter de geadresseerde in staat worden gesteld kennis te nemen van de informatie vóórdat die aan anderen wordt bekendgemaakt. Is de geadresseerde een college, dan wordt de informatie geacht het college te hebben bereikt, zodra het college van de informatie kennis kan hebben genomen. Dit laatste laat onverlet dat de informatie vooraf onder embargo, bijvoorbeeld aan de pers, kan worden verstrekt. 

7. Voorkomen van onevenredige bevoordeling of benadeling

Ten slotte zal de gevraagde informatie niet verstrekt mogen worden indien het belang van de openbaarheid niet opweegt tegen het belang bij het voorkomen van onevenredige bevoordeling of benadeling van bij de aangelegenheid betrokken natuurlijke personen of rechtspersonen dan wel derden (Art. 10 tweede lid onder g Wob). Deze laatste relatieve uitzonderingsgrond fungeert als 'restgrond' ten opzichte van de vorige meer specifieke relatieve uitzonderingsgronden. Onder 'betrokkenen' vallen niet alleen burgers of bedrijven, maar ook personen die een publieke functie uitoefenen, zoals ministers, andere bestuurders en ambtenaren. De bepaling mag er niet toe leiden dat bestuursorganen gegevens zouden mogen achterhouden, omdat publicatie daarvan mogelijk een ongunstig licht zouden werpen op het door hen gevoerde beleid, of de kansen op aanvaarding van het door hen voorgenomen beleid zou verkleinen.